Dit weekend speelde Liverpool tegen Brentford. Pas in de blessuretijd wist de Engelse koploper de tegenstander van zich af te schudden, door toedoen van twee doelpunten van invaller Darwin Núñez. Inmiddels kenmerkend voor elftallen van Slot was het juichen van niet alleen Núñez, maar ook van Federico Chiesa, de Italiaanse aanvaller die nog amper mocht spelen en toch als een bezetene over het veld rende nadat de bal het net vond.
Het contrast kon haast niet groter met een inspiratieloos, futloos, apathisch en onverschillig Feyenoord in Tilburg. Brian Priske zei na afloop dat het heilige vuur ontbreekt. Het lijkt misschien alsof we te maken hebben met een charlatan, die zijn presentaties in Denemarken en Tsjechië verzonnen heeft of in ieder geval schromelijk overschat, ware het niet dat Feyenoord onder zijn leiding toch ook wedstrijden speelde om je vingers bij af te likken.
Maar nu zat Priske tijdens de persconferentie met zijn handen in het haar. Hij zal daar niet hebben gedacht aan het hoge aantal tegendoelpunten of het gebrek aan stootkracht; problemen die hij ongetwijfeld het hoofd kan bieden. Er is een groter probleem ontstaan. Priske keek als een hert in de koplampen, zoals alleen een trainer die zijn grip op de kleedkamer is verloren dat kan.
Wie Priske met pek en veren uit Rotterdam wil zetten, gelooft dat Sneeuwwitje is wakkergekust door een prins en de zeven dwergen bestaan. Misschien is hij het slachtoffer van niet meer dan botte pech. Het is een seizoen van een waslijst aan blessures, arbitraire dwalingen en persoonlijke fouten.
Maar misschien ligt het anders. Misschien kunnen de spelers - die zich overigens achter niemand mogen verschuilen - de sterke contrasten in managementstijl niet aan en is er sprake van een mismatch; we zullen het waarschijnlijk in de toekomst weten. Hoe dan ook is een leven zonder de ongelukkige Deen steeds beter voor te stellen.
En alsof hij al de laan uit is, passeren de eerste namen al de revue. Daarbij wordt ook de naam van Mark van Bommel geopperd. Alsof een Nederlandse trainer die zijn spelers trakteert op een scheldkanonnade een wondermiddel is. Andermaal blijkt hoe diep het conservatisme in Feyenoord geworteld is.
Het 'tijdperk Slot' werd niet alleen een succes omdat we de beste trainer van misschien wel de wereld hadden, op de achtergrond onderging Feyenoord een heuse gedaanteverwisseling. Niet langer waren we de club van rouwdouwers en werkmanshelden, zoals wij volgens een oud voetbaldogma allemaal zo graag willen; Feyenoord stond opeens bekend om modern, attractief voetbal, dat massaal werd omarmd.
Voordat Slot bij Feyenoord kwam, werd in de media nog schaamteloos geopperd dat Danny Buijs en Henk Fraser beter bij het DNA van de club zouden passen. Het is voer voor een nachtmerrie, maar als we niet uitkijken is dit binnen de kortste keren weer wie men met Feyenoord associeert.
Slot doen vergeten zou altijd een haast onmogelijk opgave zijn. Maar als we het na de eerste de beste poging opgeven om zijn filosofie in stand te houden, stort alles pas echt weer als een kaartenhuis in elkaar. Dan is het niet Priske, maar de groep huilende wolven die Feyenoord de nek omdraait.
Peter