Op een zaterdag, zoals elke andere in het Nederlandse voetbal, gebeurde iets onverwachts. PSV, het ongenaakbare elftal van Peter Bosz, verloor. Na 27 wedstrijden ongeslagen te zijn, viel de gedoodverfde kampioen. Verkneukelend heb ik de persconferentie na afloop van NEC-PSV gekeken. De achterstand op de koploper zou bij een overwinning op FC Utrecht slinken van tien naar een net zo onoverbrugbare zeven punten. Maar wie Bosz zag oreren zou denken dat de titel al verspeeld was.
Professor Bosz, de visionair van het Nederlandse voetbal, keek de journalisten priemend aan, alsof hij probeerde elke vezel van het spel te ontcijferen. Om tot de conclusie te komen dat zijn team hautain en arrogant had gespeeld. Met een gigantisch xG verschil had PSV deze wedstrijd op elke andere dag gewoon gewonnen, het geluk was een keer niet aan de Eindhovense zijde. Dat Bosz dat niet kan onderkennen maakt hem in mijn ogen de enige die hautain en arrogant gedrag te verwijten valt.
Neem dan Arne Slot, die het relativeren tot een universitaire studie heeft verheven. Slot legt uit wat hij gezien heeft, waarom dat zo was en achteraf denkt iedereen, daar heeft die man toch weer gelijk. Bosz is alleen maar bezig met dingen zien die anderen niet zien. Terwijl het ook weer geen hogere wiskunde is wat er moet gebeuren.
Breekpunt
Die woorden “hautain en arrogant” bleken het breekpunt voor de selectie van Bosz. Zijn beschuldigingen aan het adres van zijn spelers voor hun houding leken meer op een man die zijn greep op de realiteit verloor. En in dat verlies vond Feyenoord zijn kracht, zo blijkt in Andere Tijden Sport, ‘De titel van 24’.
Want zie, het tij keerde. Feyenoord, onder leiding van Slot, begon een opmars die het Nederlandse voetbal in jaren niet had gezien. Wedstrijd na wedstrijd, tegen alle verwachtingen in, begon het onmogelijke vorm te krijgen. Het leek alsof het universum zich had samengezworen om het Rotterdamse rood en wit te kronen.
De dagen werden weken, en de weken maanden, en toen het stof van de competitie eindelijk was neergedaald, stond Feyenoord daar. Kampioen, Bekerwinnaar. Tegen alle verwachtingen in had het de kloof overbrugd, PSV van de troon gestoten, en de scepter overgenomen. Het was een triomf van collectieve wil, van het zien en uitvoeren van het zichtbare, een les in nederigheid tegenover de arrogantie.
En toen ik wakker werd, besefte ik dat het slechts een droom was. Maar wat een droom! Een droom die getuigde van de eeuwige hoop die leeft in de harten van de Feyenoordsupporters. Hoop die door Jan de Jong als uitgestelde teleurstelling zou worden bestempeld. Hoop tegen beter weten in, maar wel de hoop die het zo heerlijk maakt om Feyenoorder te zijn.
Raymond