Een jaar lang was PSV ongeslagen op de Nederlandse velden, tot woensdag. In de Kuip was het Feyenoord dat na negentig minuten de handen in de hemel stak. Een ploeg in vorm, zou je daarom denken, maar niets is minder waar. Zondag, tegen FC Twente, toonde Feyenoord weer een heel ander gezicht. Eén die we de laatste tijd veel te vaak gezien hebben.
Ik schreef het eerder op deze plek: hoewel het sentiment soms anders doet geloven, draait Feyenoord een goed seizoen. Na het kampioenschap zou de ploeg van Arne Slot normaal gesproken opnieuw meedingen voor de titel, ware het niet voor de ongekende prestatie van PSV. In de Champions League sloeg Feyenoord geen slecht figuur, maar had het elftal het geluk niet aan zijn zijde. Geen reden tot paniek, dus.
Toch klinkt het gemor vanaf de tribunes steeds iets luider. Waar het Feyenoord eerder dit seizoen vaak ontbrak aan het vermogen om kansen om te zetten in doelpunten, blijkt steeds vaker het creëren van die kansen een grote opgave. FC Twente-keeper keeper Lars Unnerstall kwam zondag vrijwel niet in de problemen, Feyenoordspits Santiago Giménez was drukker met het vinden van de weg naar de grond, dan met het vinden van het pad naar het doel. (Kan hij daar a.u.b. zo snel mogelijk mee ophouden?).
Zorgen over de continuïteit van het succes op korte termijn, mogen er daarom best zijn. Een simpele verklaring is dat op dit moment te veel spelers – of beter gezegd, vrijwel alle spelers - uit vorm zijn. Als je nog simpeler denkt, wijs je naar het vertrek van assistent Marino Pusic. Maar wie even iets verder kijkt, ziet dat er toch wat meer aan de hand is. Voor het eerst sinds het tijdperk Slot hapert de ontwikkeling van zijn ploeg. Zowel individueel als collectief. Ietwat zorgwekkend is dat Slot de remedie zoekt in ouderwets knokken.
Hoewel er genoeg redenen zijn om de loftrompet af te steken over Slot, waardeer ik hem vooral om zijn onverschilligheid. Ieder vraagstuk loste hij tot nu toe op met de drang naar goed voetbal, waardoor hij Feyenoord bevrijdde van uit het keurslijf van het zogenaamde vechtvoetbal. Dat Slot woensdag rouwdouwer Bart Nieuwkoop als rechtsbuiten opstelde, verbaasde mij daarom ietwat, maar tegen een sterk PSV viel er wat voor te zeggen. Dat Nieuwkoop ook tegen FC Twente op die positie startte, was daarentegen onbegrijpelijk.
Na de overwinning tegen PSV zei Slot dat hij dacht dat dit was wat supporters wilden zien: vechten voor iedere centimeter in combinatie met goed voetbal. Natuurlijk heeft hij gelijk, maar ik ben benieuwd wanneer Slot Feyenoord ‘goed voetbal’ zag spelen. Tegen PSV werd er vooral gevochten.
Als het de methode is om PSV te verslaan, hoor je mij niet klagen. Maar na het zien van de wedstrijd tegen FC Twente – die overigens nog belangrijker was dan de wedstrijd tegen PSV – blijft het gevoel hangen dat Feyenoord is veroordeeld tot knokken – en zelfs dat lukt niet altijd zoals voorheen. FC Twente liet zien dat het daarom helemaal niet ingewikkeld is om Feyenoord in de problemen te brengen.
Dat moet ook Slot gezien hebben. De vraag is: hoe lost hij het op? Hoewel er mogelijk een aanvaller uit Uruguay wordt getoverd, is het niet zo dat Feyenoord geen creatief vermogen rijk is. Maar de spelers die dat moet leveren, zoals Igor Paixão en Luka Ivanušec, geven niet thuis. Hoewel hij na afloop geen fouten van zijn kant kon opnoemen in gesprek met Telegraafjournalist Valentijn Drienssen, mag ook Slot zich dat best aanrekenen.
Misschien is het wel dat de goede statistieken in de Eredivisie dit seizoen niet worden beloond, maar Feyenoord lijkt te kampen met een kleine identiteitscrisis in het veld. Slot lijkt te neigen om deels terug te keren naar het ‘vechtvoetbal’ dat de club zo lang heeft gekenmerkt, terwijl er werkelijkheid geen reden is om te twijfelen aan de lijn die hij heeft ingezet. Terwijl de hoop op het kampioenschap al is vervaagd, is de uitdaging voor Slot om snel een evenwicht te vinden tussen strijdlust en verfijning op het veld.
Nogmaals: het gaat allemaal niet zo slecht. Maar het succes van Feyenoord vraagt ons om de club kritisch te blijven volgen. Een topclub kan zich niet veroorloven om stil te staan of genoegen te nemen met de middelmatigheid. Want als dat de werkelijkheid wordt, zal het gemopper langzaam ontbranden in kritiek.
Peter