COLUMN | Arne Slot toont aan: Feyenoorders houden van mooi en aanvallend voetbal

De voetbalwereld staat bol van de dogma’s. Eén van de hardnekkigste is dat Feyenoordsupporters een voorkeur hebben voor hardwerkende voetballers, van het soort Lex Immers, en dat kwaliteiten aan de bal ondergeschikt zijn. Dit seizoen bewijst dat het iets genuanceerder ligt. Het is 2 mei van dit jaar wanneer Feyenoord op bezoek gaat bij laagvlieger ADO Den Haag. Er wordt met 3-2 verloren en het veldspel is abominabel. In de laatste maanden onder toenmalig trainer Dick Advocaat is het chagrijn groot. Niet alleen vanwege de teleurstellende resultaten, ook vanwege de spelopvatting van de Kleine Generaal. Feyenoord speelt negatief en gaat uit van de kracht van de tegenstander. Met de komst van Arne Slot heeft Feyenoord een heuse transitie ondergaan. De resultaten zijn tot dusver niet eens aantoonbaar beter dan onder Advocaat (ook hij stond in deze fase van het seizoen slechts een paar punten achter Ajax), toch is de wind 180 graden gedraaid. Feyenoord gaat uit van eigen kracht, valt aan, is energiek en optimistisch. Slot werkt als zout op een eitje: het smaakt beter. Op de tribunes proeven de supporters dat. Het flipperkastvoetbal dat de laatste jaren in Rotterdam domineerde, van toeval en op goed geluk, is niet meer. Er zijn lijnen te herkennen in het spel en opeens is daar positievoetbal; iets waar wij men zo lang over hoorden spreken, maar wat de oevers van de Maas nog niet had bereikt. Feyenoord vervalt nog wel eens in oude gewoontes, een junk komt nu eenmaal niet makkelijk van zijn verslaving af. Maar de voetbalvisie van Slot is met open armen ontvangen. Ook de spelers ogen een stuk gelukkiger ten opzichte van vorig seizoen, en dat is niet onverklaarbaar. Zij gingen ooit op voetbal om ‘lekker aan te vallen’ en doelpunten te scoren. De spelvreugde spat ervan af bij bijvoorbeeld Orkun Kökçü en Luis Sinisterra. De supporters voelen dat haarfijn aan. Slot heeft in recordtempo [i]goodwill [/i]gekweekt, hoewel zijn opvattingen niet stroken met de zogenaamde identiteit van Feyenoord. Kenners doen ons graag geloven dat wij gek zijn op hardwerkende voetballers, die wellicht technisch niet verfijnt zijn, maar wel hart hebben voor de zaak. Ook zou het bijhorende 'vechtvoetbal' in ons verweven zitten. De achterban bestaat uit hardwerkende mensen, die hun eigen mentaliteit terug willen zien in het veld. Nu is dat niet helemaal onjuist. “Werken voor je kankergeld”, klonk het van de tribunes toen vorig seizoen de geest uit de fles was. Vreemdelingen als Stefan Babović en Edgar Ié werden de laatste jaren even in onze harten gesloten, vanwege hun tomeloze inzet en de bereidheid onze clubkleuren dapper te verdedigen. Maar dat was tijdelijk: toen bleek dat ze voetballend tekort kwamen, werden zij plots veel minder bejubeld. Feyenoordsupporters houden van harde werkers, maar dan moet het wel een doel dienen. Zo lang het elftal kwaliteiten ontbeert en hard werken het enige is waarmee resultaat valt of staat, past het net zo min bij Feyenoord als bij iedere andere club. Hard werken gaat ook voor Feyenoordsupporters samen met voldoende kwaliteit. Het is een veel te vaak verzwegen gegeven, maar de huidige manier van voetbal past bij de omvang van deze club. Het is het soort voetbal waar het in de jaren 70 groot mee werd. Wie dat het beste belichaamt is een van de grootmeesters uit die tijd, Willem van Hanegem. Hij kon snoeihard zijn, maar óók erg goed voetballen. De laatste jaren is te vaak gedaan alsof dat tweede secundair is aan het eerste, maar dit seizoen bewijst dat het andersom is. Daarmee is het dogma eindelijk doorbroken. Peter
Reageren

Lees ook

Meer nieuwsberichten