Feyenoorder Tonny Vilhena heeft de laatste jaren al enkele malen een transfer kunnen maken, maar speelt toch nog steeds bij Feyenoord. De middenvelder gaat maar weinig interviews aan, omdat ze eigenlijk altijd over pijn en verdriet gaan. Voetbal International ging een gesprek aan met de 23-jarige middenvelder over de beste tegenstanders waar hij tegen heeft gespeeld, wat hij van deze spelers leert en wat hij zelf doet om beter te worden.
Vilhena spreekt of N’Golo Kanté, Kevin de Bruyne, Fred en Cristiano Ronaldo. Omdat Vilhena tegen Frankrijk niet bij de wedstrijdselectie zat, kon hij bij goed zien Kanté speelt. “Ik wil me met geen enkele andere voetballer vergelijken, dus zeker ook niet met Kanté, maar de manier zoals hij speelt, wil ik bij Feyenoord op mijn manier in de praktijk brengen. Net als hij probeer ik ook kort op mijn tegenstander te zitten, agressief te zijn in de duels, ballen te veroveren. Je merkt dan ook dat anderen erop reageren als jij degene bent die dat signaal afgeeft.”
Ook Kevin de Bruyne heeft diepe indruk gemaakt op Vilhena. “De Bruyne is geen schoffelaar, vooral een passer. Hij bespeelt op die manier de ruimtes. Ik ben tegen City vaak met hem in duel geweest. Pas dan zie je hoe goed-ie is. Iedere bal probeert hij in één keer te spelen om vervolgens meteen door te bewegen. Dan ben je al bijna niet meer te verdedigen, zeker omdat hij daarna ook nog een versnelling heeft. Moeilijk tegen te spelen. Je moet altijd de knop in je hoofd hebben staan op: kort zitten. Doe je dat niet, weet je dat De Bruyne altijd weg is en je ’m niet meer terug ziet.”
Ook tegen Shaktar Donetsk was Vilhena onder de indruk, maar dan van de middenvelder Fred. “Wat ik van Fred heb geleerd, is hoe je een wedstrijd naar je hand kunt zetten. Ik vind hem als speler wel wat lijken op De Bruyne. Hij is ook van het inspelen, doorbewegen en weer positie kiezen, maar hij drukte nog meer zijn stempel op het spel van zijn ploeg. Ik weet nog dat wij het thuis in het begin goed deden. We hadden het zó staan dat we ze onder druk hielden, ze kwamen moeilijk aan voetballen toe, wij waren redelijk gevaarlijk in de omschakeling en kwamen ook nog snel op voorsprong door een goal van Steven Berghuis. Misschien was het wel ons beste spel in de Champions League.”
“Uiteindelijk waren we tegen Shakhtar toch redelijk kansloos. Geen schande en voor mezelf ook weer een les. Je kunt als speler dus zo veel invloed uitoefenen in een wedstrijd dat je daarmee het resultaat beïnvloedt. Dat is wat Fred deed. En dat is wat ik moet proberen ook te gaan doen. Niet alleen meevoetballen, ook initiatief nemen. Ik vind dat ik me op dat vlak moet verbeteren. In Europese wedstrijden gaat zoiets sneller, alleen die spelen we niet.”
Misschien wel de beste speler waar Vilhena tegen gespeelt heeft? Cristiano Ronaldo tijdens Nederland Portugal. “Ja, daar lag-ie, Cristiano Ronaldo. Hij werd aangespeeld en begon te dribbelen, ik pakte hem gewoon aan, in een duel, hij viel op de grond en trapte mij na. Dat was de reden dat ik me over hem heen boog. Om te vragen waar hij mee bezig was. Had ik niet verwacht van zo’n grote speler. Geen idee meer wat-ie nog zei. Het enige wat ik nog weet, is dat ik me op dat moment echt afvroeg: Ben jij nou écht zo?”
“Ik ken Ronaldo verder niet, dus eigenlijk mag je dan niet oordelen, vind ik. Zelf maak ik het namelijk ook genoeg mee, dat mensen van mij een beeld hebben waarin ik mezelf niet herken. Men heeft een mening, zonder dat ze in mijn hoofd kunnen kijken. Ik weet ook dat ik norsig kan overkomen, zo is mijn uitstraling nu eenmaal. Maar dat wil dan niet zeggen dat ik het ook ben. Wie mij kent, weet dat ik juist een vrolijke jongen ben, met wie je goed kunt praten en ook kan lachen. Ik zal nooit een supporter een handtekening of foto weigeren. Ik durf te stellen dat ik nog steeds dezelfde Tonny ben als vroeger, hoewel je door de jaren heen wel het nodige voor je kiezen krijg, als voetballer én mens.”
“Als je me vraagt, hoe ik me nu voel, zeg ik: Goed. Iedereen weet wat er twee jaar geleden is gebeurd met mijn moeder. Ik mis haar nog elke dag, maar het voetbal heeft me erdoorheen geholpen. Plus de steun van de club, mijn teamgenoten en supporters. Zij gaven me echt een boost, hebben me sterker gemaakt. Het is ook een reden dat ik nog steeds bij Feyenoord speel. De club is als een familie, die laat ik niet zomaar achter. Ik ben bij Feyenoord een volwassen voetballer en man geworden. Ook ik word ouder, ook ik krijg levenservaring en begin dingen te doorzien; mooie dingen, lelijke dingen, waar je als kind geen oog voor hebt. Ik heb bij Feyenoord alles meegemaakt, van supporters die me belaagden tot het kampioenschap vieren op de Coolsingel. Hoe het leven kan lopen, dat heb ik bij Feyenoord echt ondervonden.”
“Iemand vertelde me het verhaal van James die naar Real Madrid ging. Om een goede indruk te maken besloot hij op zijn eerste dag als eerste naar de club te gaan. Hij kwam binnen, dacht dat-ie alleen was, maar toen hij langs de gym liep, was daar al een speler aan het trainen: Cristiano Ronaldo. Als een van de allerbeste spelers ter wereld dat doet, kan geen enkele andere voetballer denken dat hij het met minder trainen wel zal redden. Wat dat betreft, is hij een voorbeeld voor iedereen. Ik heb dat zelf ook. In overleg met de club train ik nog steeds heel veel extra: techniek, kracht, bokstraining, op het strand. Ik heb dat nodig. Ik merk aan mezelf dat ik nonchalant word als ik het niet doe. Gemakzuchtig. Maar als je aan het trainen bent, ben je scherp, fit. Alert en paraat.”