Feyenoord lijkt zich neer te moeten leggen bij een rol op het tweede plan in de competitie. Feyenoord verspeelde in zeventien wedstrijden al tweeentwintig punten en staat op de vijfde plek in de Eredivisie met een achterstand van veertien punten op koploper PSV. Toch lijkt trainer Giovanni van Bronckhorst stevig in het zadel te zitten.
De dag voor Feyenoord – Heracles kreeg Van Bronckhorst de vraag wat hij vond van het feit dat trainer Marcel Keizer was ontslagen bij Ajax. De trainer verrekte geen spier. “Als wij niet winnen van Heracles, kom ik misschien ook wel aan de beurt”, zo citeerde Voetbal International Gio.
De realiteit is volgens het blad echter dat Van Bronckhorst stevig in het zadel zit. De vergelijking met Keizer is niet terecht, Van Bronckhorst hielp Feyenoord aan drie prijzen in zijn twee jaar als hoofdcoach. Toch zou menig trainer het zwaar hebben gehad met zoveel verliespunten. ’Oorzaken genoeg, blessures, de intensiteit van de Champions League en pech. Maar zijn dat ook goede redenen? Tegelijkertijd investeerde de club dit seizoen 26,5 miljoen euro in nieuwe spelers (Berghuis, Haps, St. Juste, Larsson, Amrabat en Boëtius). En hoewel de inkomsten de uitgaven overtroffen, blijft staan dat Feyenoord in eigen land tot de big spenders is gaan behoren. Ter vergelijking: PSV investeerde dit seizoen 13,5 miljoen, Ajax 18,5. Wat zou er zijn gebeurd als Van Bronckhorst onder deze omstandigheden trainer was geweest in Amsterdam?’
Toch is het opvallend dat er geen onrust ontstaat. Martin van Geel treedt bijna niet meer naar buiten, de nieuwe directeur Jan de Jong zit niet te wachten op onrust en de enige die eigenlijk naar buiten uitdraagt dat hij ontevreden is, is de trainer zelf. Gio lijkt ook wel te weten wat er was gebeurd als hij in dezelfde omstandigheden trainer was geweest van Ajax. ‘Misschien dat Feyenoord wel iets kan leren van de rivaal. Niet dat het trainers moet ontslaan bij de eerste de beste tegenslag, wel dat tevredenheid leidt tot gemakzucht. Feyenoord is kampioen. Het wordt tijd dat de club zich ernaar gaat gedragen’, aldus de conclusie van Martijn Krabbendam.