Feyenoord heeft viermaal op rij de titel beste grasmat van de Eredivisie behaald. Verantwoordelijk voor de perfecte grasmat is Erwin Beltman. Beltman begint aan zijn vijfde seizoen als grasmeester in Rotterdam. Wat maakt hem tot de perfecte grasmeester en hoe zorgt hij voor de perfecte grasmat? Hoe denkt hij over kunstgras?
Voetbal International ging eind juni op bezoek bij Beltman en dat begon in zijn kantoor. ‘Let niet op de rommel, dit is onze mancave. Er werken hier geen vrouwen’, zegt Beltman tegen de v. ‘Jammer genoeg’, voegt hij glimlachend. Terwijl VI op bezoek is, is er weinig te zien van een goede grasmat. De Kuip wordt elke zomer gebruikt voor evenementen die geld opleveren. Elk seizoen wordt daarom het veld eruit gefreesd en nieuwe zoden worden aangeleverd. Beltman vond het maar niks. ‘Nu heb ik er vrede mee. Maar het eerste jaar was dat zeker vreemd.’
‘Floor! Bakkie?’, roept Beltman naar buiten. Floor Drissen is de ‘rechter- en linkerhand’ van Beltman. Officieel is hij assistent-grasmeester, maar volgens Beltman ook ‘de beste lijnentrekker van Nederland’.
Beltman is in zijn element als het over gras gaat. Hij praat over de verzorging van gras alsof hij het over een mens heeft. ‘Dat is het ook’, antwoordt hij vlug. ‘Het is een levend organisme. Daarom heb ik ook zo’n hekel aan kunstgras.’ Maar daar komen we zo op. ‘Het is een hartstikke mooi product. Gras. Meen ik serieus. Als je ziet hoe het reageert op onze behandelingen, dat is magistraal.’
Beltman en Drissen kijken elke wedstrijd met een speciale aandacht voor de grasmat. Of het nu in De Kuip is, de Champions League of de Europa League finale. ‘Ik probeer het wel af te leren’, zegt Drissen. ‘Maar dat gaat moeilijk, hoor’, vult Beltman hem aan. ‘Er zijn nog wel wat slechte veldjes, zeg maar. Heb je de Europa League-finale gezien? Het is prachtig hoe Ajax de finale bereikte, een schitterend affiche tegen United. Maar op een veld, werkelijk waar, daar moet je de koeien nog voor intapen. Dat is toch verschrikkelijk? In Engeland liggen de mooiste velden. Ik begrijp dat je hier en daar naar andere landen moet, maar zorg dan in ieder geval dat de ondergrond goed is. De Champions League-finale in Cardiff? VRESELIJK!’, roept Beltman.
Wat er dan precies aan mankeerde? ‘In Stockholm legden ze tien dagen voor de finale nieuwe zoden neer. Je kon alle grasnaden nog zien. Ja, dat is gewoon niet best. Ze leggen daar sowieso tien matten per jaar. Ze hebben een concert gehad en leggen er dan gewoon een nieuwe mat bovenop. Dat kunnen wij hier ook doen… Na ons de zondvloed, we zien wel of het aangroeit. Maar dat is juist het spel! Het is onze taak om uit die 3,8 centimeter graszoden wortels te laten groeien.’
Beltman is perfectionist. Hij wil niet dat de grasmat spelers tegenhoudt in prestatie. ‘Zodat de spelers optimaal kunnen presteren. Ik wil gewoon niet dat zij kunnen zeggen dat het aan het veld ligt. Of aan mij, of aan de jongens of aan de trainingsvelden. Niet dat ze het zeggen, maar toch.’
Beltman is fervent tegenstander van kunstgras. Hij snapt dat wanneer er tientallen jeugdelftallen trainen op een mat dat het soms nodig is, maar bij Feyenoord traint de jeugd vanaf de C1 op natuurgras. Hij wijst ook naar Rick Karsdorp die naar Roma vertrok. ‘Roma speelt niet op kunstgras.’ Dan fel: ‘Nee, niemand. Alleen hier in Nederland. Het is nergens voor nodig, het slaat nergens op. Mensen zeggen: dat kun jij makkelijk roepen bij Feyenoord. Maar Feyenoord schreef vier jaar geleden nog rode cijfers. En toch hadden ze een grasmat.’
'Wil je meedoen om het grote geld? Dan moet je op natuurgras voetballen. Wil je dat niet? Dan ga je lekker in de Jupiler League spelen.’ Er moet iets gebeuren, vindt Beltman, maar dan zal de KNVB stelling moeten nemen. ‘Als je de clubs laat stemmen, dan komt er niets van. En ik snap dat de oude voorzitter van Heracles voor kunstgras is. Ten Cate is hoofdsponsor. Ja, die legt voor een appel en een ei een veld neer.’
Een tussenoplossing die Beltmans goedkeuring nog kan dragen zijn de hybride velden. Waarbij naast natuurgras ook kunstgrassprieten worden ‘ingenaaid’. Ook clubs als Arsenal, Chelsea en Barcelona maken daar gebruik van, toch vindt Beltman dat elke Eredivisieclub prima een grasmat neer kan leggen. ‘Bij Lisse en Quick Boys bijvoorbeeld liggen prachtige natuurmatten. Ga me niet vertellen dat het dan bij Eredivisieclubs niet kan…’
Beltman weet wel waarom het bij Feyenoord wel lukt. Toewijding is het toverwoord, niet uitgaan van 40-uur werken. ‘We werken naar een wedstrijd toe. Als jij drie dagen van te voren komt kijken, vind je hem mooi, wij vinden hem verschrikkelijk. We bouwen hem op. Op de wedstrijd is ‘ie honderd procent. Dan gaan er 22 slopers overheen… Laten we eerlijk zijn, die voetballers… En dan beginnen we weer opnieuw.’
Voor Beltman en zijn team kon de afloop van het seizoen niet beter. ‘Ze waren hier vorig seizoen onoverwinnelijk. Dat publiek hier gaat natuurlijk helemaal nergens over’, lacht Beltman. ‘En ja… Dat Heracles, joh. Dat was gewoon papier. Een kunstgrasploeg. Dat kon niet fout gaan.’ Met trainer Giovanni van Bronckhorst besprak Beltman dat er flink gesproeid moest worden om een ‘snel veld’ te creëren. ‘Kunstgrasploegen zijn niet gewend om op stiften, lange noppen, te voetballen.’ Het sorteerde effect. Direct: ‘Die Te Wierik ging zo mooi onderuit na 40 seconden. Maar dan moet die gekke Katwijker nog wel de bal zo in de hoek schieten. Dat hele moment sloeg nergens op. We zaten nog niet eens op onze stoel en het was al 1-0. Nou, nou, nou.’
Graag zou Beltman samen met Drissen nog eens in het buitenland willen werken. Want ook grasmeesters maken wel eens een transfer. Hij lepelt zo een handjevol voorbeelden op. Paul Burgess, van Arsenal naar Real Madrid, Jonathan Calderwood van Aston Villa naar Paris-Saint Germain, Tony Stones van Wembley naar Stade de France. Zelf ziet Beltman juist Engeland wel zitten. Een binnenlandse overstap is geen optie, zegt hij resoluut. ‘We hebben het hier zo goed, daar kan geen andere club aan tippen.’