Karsdorp zelfkritisch: 'Aanvallend is het dit seizoen minder'
Feyenoorders die zich gisteren bij Oranje melden wilden nog niks weten van felicitaties met het aanstaande kampioenschap. Vele spelers werden al gefeliciteerd, maar dat blijkt ter vergeefs.
“Feliciteer je me met Oranje? Ik heb al twee interlands gespeeld, hoor. Dat hoeft niet meer”, grapte Karsdorp in De Telegraaf. “Nee, ik weet waar je op doelt, op het landskampioenschap. Maar we willen zo doorgaan en kijken waar we aan het einde van de rit staan”, aldus de nuchtere rechtsback.
“Het verschil met Ajax is zes punten, plus een beter doelsaldo, met nog zeven wedstrijden te gaan. Of zoals wij het bij Feyenoord zeggen: nog zeven finales. We hebben vanaf speelronde één gezegd dat we per wedstrijd kijken en dat doen we nog steeds”, aldus Karsdorp.
Karsdorp kreeg niet zoveel mee van het puntenverlies van concurrent Ajax vlak na de zwaarbevochten overwinning in Heerenveen. “Ik zat met Kenneth Vermeer en Dirk Kuyt achterin de bus en heb eerlijk gezegd niet zo veel van Excelsior-Ajax meegekregen. Maar op een gegeven moment kreeg ik een biertje in mijn hand gedrukt en wist ik wel hoe laat het was.”
De reden dat Vermeer, Kuyt en Karsdorp de wedstrijd niet konden volgen is bijzonder. “Soms loopt de tv in de bus vast. Sommige jongens keken op hun telefoon, maar dat vind ik niks. Als we kampioen worden, de Champions League ingaan, kaart ik wel aan dat er een goede tv in de bus moet komen, ja. Dat komt wel goed.”
Karsdorp is met veel zelfvertrouwen bij het Nederlands Elftal gekomen. “Ik ben altijd een jongen met veel zelfvertrouwen. En als je met je ploeg nummer één in de Eredivisie staat en er vier spelers van Feyenoord worden opgeroepen, vind ik dat je helemaal met veel zelfvertrouwen moet binnenkomen. En dat doe ik ook.”
Maar ondanks zijn zelfvertrouwen blijft Karsdorp ook kritisch. “Aanvallend is het dit seizoen minder. Vorig jaar was ik Rick, die elf assists achter zijn naam had staan en verdedigend nog stappen moest maken. Op dat vlak heb ik me ook goed ontwikkeld, vind ik. Maar mijn aanvallende bijdrage is minder.”