Voormalig Feyenoorder Wim Jansen schiet het plan van de KNVB ‘Winnaars van Morgen’ finaal af. Jansen denkt dat de KNVB de verkeerde afslag dreigt te nemen. Jansen onderneemt nu actie om te voorkomen dat de KNVB daadwerkelijk de verkeerde kant op gaat.
De KNVB wil met het plan het Nederlandse voetbal weer terug krijgen naar de top. Jansen, speelde twee WK-finales, zorgde voor totaalvoetbal in de jaren ’70 en hielp met de ontwikkeling van de jeugdopleiding van Feyenoord, hij legt zijn visie neer voor werkelijke verbetering van het topvoetbal. “Ik doe dit niet voor mijzelf, maar voor de talenten die in Nederland de beste ontwikkeling verdienen”, aldus Jansen tegenover de Telegraaf.
Jansen die het rapport inmiddels uit zijn hoofd kent, ziet dat er veel fout dreigt te gaan. De focus op verdedigen, fysieke en mentale weerbaarheid zint hem niet. “Onze voetbalcultuur en stijl worden al bijna een halve eeuw gekopieerd door alle andere landen. Ze zijn allemaal bij ons geweest om het over te nemen. En wij stappen er nu op aandrang van de KNVB vanaf. De bond wil het anders gaan doen zonder een enkele garantie op verbetering”, zegt Jansen in hartje Rotterdam. “Fysiek en mentaal zijn factoren die altijd ondergeschikt zijn aan voetbal. Als je niet kan voetballen, houdt alles op. Techniek, tactiek en samenspelen zijn de ingrediënten die leidend zijn voor topvoetbal.”
Jansen beroept zich niet op zijn oude kennis. Hij is nog dagelijks bezig zijn kennis en inzicht te verbreden. Hij loopt het hele jaar bij de jeugdopleiding van Feyenoord rond. Daarnaast heeft hij sinds een paar jaa nauw overleg met ’s lands beste professoren in neuropsychologie (Scherder) en bewegingswetenschappen (Savelsbergh), en houdt zich dag en nacht bezig met de ontwikkeling van toptalent.
Jansen ergert zich vooral aan de KNVB, omdat ze topvoetbal en breedte voetbal niet los zien van elkaar. Jansen die samen met Johan Cruijff al jaren op één lijn zat, vindt dat de KNVB is voor het breedte voetbal en de topclubs zijn er voor opleiding van topvoetballers. Jansen en Cruijff zaten bijna 40 jaar op één lijn wat betreft voetbal. Cruijff luisterde vol bewondering naar Jansen over zijn omgang met de jeugd. Cruijff en Jansen kwamen steeds terug op de centrale vraag. “Wil je terug naar de top?” Dat is wel de slogan geweest van de bond. De inmiddels opgestapte KNVB-directeur Bert van Oostveen riep het, de nieuwe technisch directeur Hans van Breukelen roept het ook.
Jansen vindt het ‘bijna onaanvaadbaar’ dat ze de cultuur van de onderbouw veranderen. TwinGames, wedstrijden op kwart veldjes, is volgens Jansen niet de oplossing. “Onze cultuur van de onderbouw veranderen ze nu naar de Twin Games op kleinere veldjes. We veranderen de basis van onze talenten. Waarom? Het huidige systeem van 7 tegen 7 (half veld), 9 tegen 9 (van 16 meter tot 16 meter-lijn) en vervolgens 11 tegen 11 (heel veld) is het allerbeste.”
“De KNVB wil het straatvoetbal kopiëren”, verzucht Jansen. “Maar ze begrijpen niet wat de essentie is van straatvoetbal. Straatvoetbal is vooral uren maken. Ik voetbalde ook op straat, maar van mijn vriendjes werd ik uiteindelijk niet beter. Pas toen ik bij Feyenoord in de jeugd met Jan Boskamp en Joop van Daele ging samenspelen op een echt veld en in echte wedstrijden ging ik pas werkelijk vooruit. Daarom moet je talentvolle spelers zo snel en zo jong mogelijk met de allerbesten laten spelen en trainen.”
“Straatvoetbal geeft je belangrijke basiskwaliteiten, maar op een groot veld begint het doorontwikkelingsproces pas echt. De meeste talenten vallen immers door de mand op een echt veld. Dan hebben ze problemen met de ruimte.” Voorbeelden ten over dat je met alleen straatvoetbalkwaliteiten op een veld wat kunt brengen. “Hij reikt het voorbeeld aan van al die ’geweldige’ zaalvoetballers. John de Bever en Arie Riedijk waren virtuozen in de zaal, maar bleken ongeschikt voor het grote voetbalveld.”
“Voetbal op een groot veld is een andere dimensie. Het grote veld is de scherprechter voor de toekomst van toptalenten. In training kun je werken aan techniek en handelingssnelheid in kleine ruimtes. Maar topvoetbal speelt zich uiteindelijk af op een ruimte van 7250 vierkante meter. Ga daar dan via de snelst mogelijke weg naar toe.”
“Als je wil gaan aanvallen, is het eerste wat je als coach leert is dat je spelers de ruimte zoeken. Maak het veld breed, beweeg in vrije ruimte. Ga je verdedigen, dan maak je het juist kleiner.”
“De KNVB zegt dat we beter moeten leren verdedigen.” Jansen snapt de insteek niet, als voorbeeld brengt hij het aantal aanvallen dat verloren gaat. Daar valt genoeg te verbeteren, hoe eerder hoe beter aldus Jansen. “Meer dan 80 procent van de aanvallen gaan verloren, dus is er aanvallend nog heel veel te verbeteren.”
Jansen snapt de hele insteek van fysieke voortuitgang en verdedigen niet zo goed. Als voorbeeld. “Bij de laatste Klassieker staat Ajax vijf minuten voor tijd met 1-0 voor. De grootste en sterkste verdediger van Ajax, Mitchell Dijks, staat verkeerd te dekken. Hij komt een halve meter te kort en ziet Kuyt scoren. Een kleine fout met grote gevolgen. Maar met fysiek had het niets te maken. Uitgangspositie, overzicht, inzicht, gevoel voor ruimte. Daar ging het op dat moment meer om.”
Jansen loopt nog steeds op Varkenoord tijdens de clinics voor nieuwe talenten. “Jongetjes komen bij Feyenoord voor het eerst trainen. Ze beginnen met dribbelen. Het eerste wat opvalt is dat ze niet met hun hoofd over de bal heen kijken. Het is daarom het allereerste wat kinderen in de opleiding leren: hoofd omhoog, kijken waar je de bal kan spelen, wie staat er vrij en waar loopt iedereen heen? De volgende fase is vrij spel, handelingsvrijheid, een spelertje moet zelf keuzes maken. Hij kan passeren of afgeven. Je moet hem niet vertellen hoe te denken, maar dát hij (zelf) moet denken. Als hij maar leert te kijken en ruimte te zien.”
Dit staat haaks op het initiatief van de KNVB. “Als je veel balcontacten wil, geef je ze op de training allemaal een bal. Dat is deeltraining. Doen we in de opleiding ook. Maar de wedstrijd is leidend. Of je nu 7 jaar of 10 jaar bent, de wedstrijd bepaalt hoe goed je bent. De dingen die je in een wedstrijd niet beheerst, daar ga je op trainen. Niet de training bepaalt de wedstrijd, maar andersom. En wat is de werkelijkheid? Op het grote veld heeft er slechts één de bal, en 21 man niet. Het spel zonder bal, het bewegen en het invullen van ruimte is zó belangrijk.”