De manier waarop Giovanni van Bronckhorst gisteren sprak over de zware week die Feyenoord fysiek en mentaal te verwerken kreeg was gewoon persoonlijk. Ik kan dat wel waarderen, in een voetbalwereld waar de standaard al lang niet meer de menselijke maat is. Een wereld vol gemaakte mensen, gekke knotjes, staartjes en roze schoenen. In diezelfde wereld was het Peter Bosz die z’n ploeg arrogant noemde op een neppe boze manier die niet onder doet voor een gemiddelde acteur in GTST. Giovanni van Bronckhorst had gisteren 1000 excuses uit de kast kunnen halen om te verklaren waarom z’n ploeg een totale offday vertoonde, maar stak zijn menselijke gevoelens niet onder stoelen of banken. De onderbreking in z’n stem in het interview achteraf was echt. En dat waardeer ik.
Ik had zoals ik regelmatig uit de reacties onder mijn column lees weer eens “zuur” kunnen doen. Ik wil deze keer die mensen de mond snoeren. Dit zijn namelijk de mensen die verbaal niet heel sterk zijn en zich vaak wenden tot infantiele woorden om zich te uiten. Soms zelfs met ziektes, ziektes waar mensen aan overlijden en waarom men in Deventer gisteren in de 52e minuut opstond om Tonny Vilhena een hart onder de riem te steken.
Feyenoord had gisteren een totale offday en eigenlijk gaat het al weken niet best. Er zit simpelweg geen verbetering in het spel en na het gelijkspel van vorige week was het wachten op een moment als gisteren in de Adelaarshorst. Toch geloof ik van Bronckhorst wel als hij zegt dat dit impact heeft gehad op het hele elftal. Dat kun je deze groep ook niet kwalijk nemen. Vilhena is een jonge speler die ondertussen alweer langer voor het eerste elftal van Feyenoord speelt dan de gemiddelde profvoetballer anno 2016. Dat je op zo’n jonge leeftijd zo getekend wordt voor de rest van je leven is al een heftige ervaring opzich. Toch werd deze week pijnlijk duidelijk dat op dit moment Feyenoord zonder Vilhena creativiteit en agressie mist.
Wanneer je in zo’n emotioneel zware periode leeft als Tonny Vilhena de afgelopen anderhalf jaar heeft gedaan en je jezelf op weet te werken als steunpilaar van een elftal en de mensen in Rotterdam voor het eerst in hele lange tijd een zicht op prijzen geeft, dan ben je een hele grote jongen. Ook al ben je pas 21 jaar oud.
Als ik een ding weet, dan is het wel hoe het is om als 21 jarige jongen het verlies van een naaste te moeten verwerken. Maar ook de hoop van zeshonderdduizend Rotterdammers op je schouders dragen, dat is toch echt een schepje er bovenop. Wat ik wel geleerd heb, is dat in zo’n zware periode van je leven Feyenoord een uitlaatklep van hoop en verbroedering kan zijn.
Gio heeft zelf gevoetbald op het allerhoogste niveau en weet wat het is om het talent te moeten dragen, ook al wil je dat op sommige momenten helemaal niet. Wanneer je zelf op het allerhoogste niveau hebt gespeeld herken je de mensen die hetzelfde talent hebben. Het eerste elftal van Feyenoord is op papier wellicht de breedste en een van de sterksten van de Eredivsie, maar met het niveau van diezelfde competitie weet je ook dat absolute talenten schaars zijn. Op de tribunes van de Kuip wordt dat talent grotendeels gelukkig ook geschat naar z’n waarde.
Feyenoord liet gisteren drie punten liggen, waar het er vorige week ook al twee liet liggen. Toch staan we nog steeds bovenaan. Al zal doorgaan op dezelfde voet waarschijnlijk niet heel lang nog het gewenste resultaat opleveren, vooralsnog is er een voorsprong. De aankomende interlandperiode komt dan als geroepen. Het Nederlands elftal dat tegenwoordig niet meer traint in Katwijk maar op de Toekomst is dan ineens heel erg ver van Rotterdam. Er zal nog veel moeten gebeuren wil Feyenoord aan het einde van het seizoen als winnaar uit de bus komen, maar vooralsnog staan we bovenaan.
De komende periode zal zwaar worden, zeker als je bedenkt dat dit elftal soms moet leunen op jonge spelers die nog zoveel mee moeten maken, of dus soms al meemaken. Je kunt dan boos worden op de instelling, het ontbreken van de passie. Maar soms, heel soms is het menselijk om voor even lamgeslagen te zijn. Zolang je jezelf uiteindelijk maar weer weet op te pakken. En tot die tijd, loop je nooit alleen.