'Als de ’ultieme Ajacied’ ging hij na het winnen van de titel gewoon mee naar de Coolsingel'
Aankomende zondag is de eerste Johan Cruijff Schaal zonder dat Johan Cruijff er zelf bij is. De begenadigd voetballer overleed afgelopen jaar aan longkanker. Ben Wijnstekers kijkt in De Telegraaf terug op een jaar voetbal met Cruijff. Hij speelde één jaar met ‘de beste voetballer van de wereld’. “Ik was aanvoerder van een elftal met Johan Cruijff, best bijzonder.’’
Wijnstekers is Feyenoordman in hart en nieren. Hij ontvangt de gasten bij thuiswedstrijden, runt de Feyenoord soccerschools door het hele land en woont in zijn geliefde Rotterdam. Toch moest hij even slikken toen hij hoorde dat zijn oud-ploeggenoot was overleden. “Ik zat met Gerard Meijer (oud-verzorger, red.) samen in de auto op weg naar een radio-uitzending voor een actie met de hartstichting rond Feyenoord-Sparta. We werden allebei heel emotioneel. Gerard had ook een speciale band gehad met Johan natuurlijk. Die had hem in het seizoen dat hij bij ons speelde elke dag op de tafel liggen. Die twee konden goed met elkaar opschieten”, blikt Wijnstekers terug.
Wijnstekers denkt met plezier terug aan het voetbaljaar 83-84. “We hadden in die tijd een elftal met allemaal echte Rotterdammers: Mario Been, Henk Duut, Sjaak Troost, Wim van Til, André Hoekstra, André Stafleu, Peter Houtman en ik. Michiel van de Korput was al vanaf de jeugd bij ons en ook een oer-Feyenoorder. Alleen Ruud Gullit, Pierre Vermeulen en Ivan Nielsen kwamen van buitenaf. Met al die Rotterdamse gasten hadden wij zoiets van: moet die Amsterdammer nou zo nodig naar ons toe? Moet een Ajacied ons gaan helpen? Er was best even gezeur.”
Ondanks een elftal vol Rotterdammers, bleek Cruijff niet zo Amsterdams als ze dachten. “Johan bleek een hartstikke sympathieke vent. Hij had ook nog eens humor, dat viel helemaal goed bij iedereen in de kleedkamer.” Ondanks dat, merkten ze snel dat het een eigenwijze man was. “Hij stond vanaf de eerste dag te vertellen hoe we vier tegen twee moesten spelen in een trainingspartij, dat we anders moesten gaan staan als de bal kwam en dat je de bal anders moest aanspelen. Toen hadden sommigen zoiets van: oh gaat het al zo beginnen? Meneer gaat even alles bepalen hier. Zeker met gasten als Been en Duut. Door hen werd hij gedold, maar dat was snel over. Want we hadden heel snel door hoe verschrikkelijk goed hij was en dat hij de dingen veel beter én eerder zag dan wij.”
Wijnstekers zelf was aanvoerder en rechtsback. Als Cruijff de bal had, durfde Wijnstekers zonder nadenken diep te gaan. “Er zijn zoveel oude videobeelden waarop je ziet dat Johan in het midden de bal heeft en dan zie je mij opeens gaan over de vleugel. Ik twijfelde nooit, want ik wist honderd procent zeker dat de bal op de centimeter bij mij zou komen. Vergelijk het hiermee, als jij morgen met Messi speelt weet je ook dat de bal altijd goed komt. Het was met Johan niet anders. Ik hoefde me geen zorgen te maken over de man die ik vrijliet.”
Toch was er één grote smet in dat jaar, de 8-2 nederlaag in Amsterdam. “Dat was wel een dingetje… Het stond 3-2 en we zaten dicht bij de gelijkmaker toen het opeens 4-2 werd. Daarna bleven we aanvallen en werd het een gatenkaas. Terug in de kleedkamer had iedereen de pest erin en werd er over en weer flink gescholden. Plotseling stond Johan op. ’Jongens, niet ouwehoeren, het zijn maar twee punten’. En hij ging weer zitten.”
Cruijff wist echter heel goed hoe het spelletje ging. “Totaal verbaasde blikken. Wij dachten, lul niet zo raar! Je bent afgegaan hier in Amsterdam. Wij zijn Feyenoord. We staan zwaar voor gek. Stond hij weer op. ’Jongens, dit kan een keer gebeuren. We spelen dit seizoen heel aanvallend met Feyenoord, we maken een paar fouten achterin en dan kan je een keer het deksel op je neus krijgen. Van Basten en Olsen zijn jongens die er dan doorheen snijden. Maar we gaan gewoon op deze manier verder. Het komt goed’…”
Ook buiten de lijnen was Cruijff een graag geziene gast. “Mario Been ging hem testen op zijn kennis van geld, wat is een een joetje, een geeltje, een meier en een rug. Toen vroeg Mario aan hem, en wat is een lammetje? Johan verzinnen, maar hij wist het niet. Toen antwoordde Mario: dat is een jong schaap… Lag Johan zelf helemaal in een deuk. Als Amsterdammer hield hij zich geweldig overeind, bovendien zat hij zelf ook elke dag te stangen. Als mens vond ik hem geweldig. Hij was ’s morgens als eerste op de club en ging als laatste weg. Bleef uren hangen om te biljarten of hij stond bij de gokautomaat. Hij ging mee naar alle spelersuitjes, hij nam zijn kinderen af en toe mee naar de training. Ik had echt het gevoel dat hij het heel leuk vond bij ons. Dat heeft ie trouwens ook aan me verteld later. Hij vond het een machtige periode. Al zat er natuurlijk ook een zekere rancune richting Ajax, waar het bestuur hem geflikt had.”
Wijnstekers roemt Cruijff om zijn sociale karakter. “Als de ’ultieme Ajacied’ ging hij na het winnen van de titel gewoon mee naar de Coolsingel. De huldiging op het stadhuis, vertelde hij me, vond hij prachtig. Na de dubbel, want we wonnen ook de beker met Johan, zat het er voor hem op. Maar een maand later konden we voor veel geld nog naar Saoedi-Arabië. Feyenoord werd uitgenodigd door een sjeik, maar het leverde de spelers alleen een grote premie op als Johan meekwam. Vroegen wij hem of hij, ook al was hij al gestopt bij ons, alsjeblieft mee wilde gaan. Hij deed het. Dat werd voor ons de trip van ons leven. Tien dagen een leven als een koning aan het zwembad in een superluxe hotel. Johan zelf werd ontvangen als een keizer, op het vliegveld stond de sjeik al voor zijn neus. Kreeg ie een doos met echt gouden bestek erin. Omdat hij het voetbal zo had gepromoot.”
“Johan was een grootheid, als mens en als voetballer. Hij was met zijn voetbalvisie zijn tijd ver vooruit en ver verheven boven alle anderen. Daarom kon hij in zijn hele leven zo goed opschieten met Wim Jansen. De enige die precies hetzelfde denkt over topvoetbal. Positiespel, openstaan, vooruit denken, al die dingen kunnen zien en ze ook nog uitvoeren. Wim is een Feyenoorder zoals ik, maar samen waren die twee heel goed. Wim heeft al zijn eigen ideeën over voetbal vertaald in een boek. Daarin zal je automatisch veel dingen van Johan herkennen. Ik hoop dat hij dat gauw uitbrengt”, besluit Wijnstekers.